Kennis- en informatieportal voor mediation en (conflict) bemiddeling

NIEUWSBRIEF

Bent u geïnteresseerd in het aanbod van Medling?
Schrijf u in en blijf op de hoogte!

Selecteer uw interessegebied:







Vreedzaam vechten en waardig strijden

De spanningen en conflicten in onze maatschappij vragen meer dan alleen maar dialogisch communiceren. De verschillen en tegenstellingen zijn te groot daarvoor. Open gesprekken met hoop op consensus kunnen geen recht doen aan de felheid van niet op te heffen tegenspraak. Tegenstellingen in visies en belangen laten zich niet zo maar inkapselen in ontmoetingen en open gesprekken. Vechtende partijen zullen hun gevechten willen voeren, waar het om gaat is hoe die gevechten worden gevoerd.
<h2>Vreedzaam vechten en waardig strijden</h2>

 

Martin Hetebrij

 

Ik heb in 2015 een boek gepubliceerd over het politieke handelen van Mandela.1 Om dat handelen goed te begrijpen moest ik een onderscheid maken tussen vechten en verbinden. Voor Mandela gold: ‘verbinden als regel, vechten als het moest, maar ook herstellen als dat kon’. Na afronding van het boek was ik al van plan om op onderzoek te gaan naar de wijze waarop mensen in onze maatschappij verbinden, vechten en herstellen, maar voelde me gedwongen enkele belangrijke begrippen daarbij mee te nemen. Allereerst publiceerden Hans Achterhuis en Nico Koning eind 2014 hun boek ‘de kunst van het vreedzaam vechten’.2Als we inzicht willen krijgen in het vechten van mensen in onze maatschappij, dan zullen we volgens Achterhuis en Koning de aandacht op vreedzaam vechten moeten richten. Alleen, Mandela vocht niet vreedzaam en volgens met het apartheidsregime afgesproken regels. Hij moest een vijandig gevecht voeren met een vijandig vechtende tegenstander. Dat vroeg om een onderscheid tussen verbinden, vreedzaam vechten en vijandig vechten, en om onderzoek naar alle drie. Jan van Ewijk introduceerde het begrip waardig strijden3, dat met verbinden en vechten te maken heeft, maar meer lijkt te duiden op de kwaliteit van zowel verbinden, vechten als herstellen.

 

Grote vraag is hoe we in onze maatschappij moeten leren om in alle grote tegenstellingen en spanningen die ons bedreigen waardig moeten strijden, verbinden en vechten. Het antwoord wil ik zoeken via de methode die ik bij het onderzoek van Mandela toepaste, waarin ik zijn handelen reconstrueerde om te bezien wat wij daarvan kunnen leren. Hetzelfde kunnen we doen met mensen in onze maatschappij, die op hun plek in de maatschappij en op basis van hun levenservaring een eigen vormen wisten te geven aan verbinden, vechten en waardig te strijden. In dit artikel doe ik verslag van een eerste poging.

Ik heb gesprekken gevoerd met drie mensen, met wie ik in aanraking kwam via Jan van Ewijk en Nico Koning. Dat waren Wilma Neefjes, actievoerder in Gouda, Caroline Bonekamp, destijds hoofd van politiek in Almere en Ragaiy Sinout, integratiemedewerker in Apeldoorn. Ik wil graag een beeld geven van de manier waarop zij in hun situatie wegen vonden om in interactie vorm te geven aan verbinden, en aan vreedzaam en vijandig vechten. Ik wil aan de hand van hun verhalen goede voorbeelden laten zien van verbinden, van vreedzaam en vijandig vechten. Ik wil vervolgens laten zien hoe we daarvan kunnen leren.

Ik begin in dit artikel met een omschrijving van de genoemde begrippen als verschillende spelen met communicatie en macht. Daarna komen de drie spelers aan de orde. Via het verhaal van Wilma Neefjes geef ik een voorbeeld van vreedzaam vechten. Het verhaal van Caroline Bonekamp levert een voorbeeld van verbinden. Met Ragaiy Sinout kunnen we een eerste verkenning doen van wat het betekent om te vechten met vijandig vechtende tegenspelers. Steeds zal ik in gaan op de vraag hoe we daarvan zouden kunnen leren. Ik sluit af met wat dit geheel betekent voor waardig strijden.

 

Omschrijvingen van begrippen

 

Politiek handelen, communicatie en macht

We kunnen verbinden en vechten opvatten als specifieke manieren om communicatie en macht4 in te zetten bij het uitoefenen van invloed. Wie via communicatie invloed uitoefent probeert anderen met argumenten te overtuigen van eigen inzichten. Wie via macht invloed uitoefent probeert anderen met positieve of negatieve sancties, neutraal geformuleerd met prikkels, onder druk te zetten om bepaalde dingen te denken of te doen. Beide middelen kunnen elkaar vervangen, wat goed tot uiting komt in de uitdrukking: ‘wie niet horen wil moet maar voelen’.

Het uitoefenen van invloed via macht vindt normaliter al communicerend plaats. Zo zal een opdrachtgever niet reppen over sancties bij een opdracht, de uitvoerder weet dat ze spelen, en dat is voldoende om de opdracht uit te voeren. Het spel met de macht, of dat nu uit macht hanteren of macht mobiliseren bestaat, wordt al communicerend gespeeld. Het daadwerkelijk gebruik van sancties is eerder uitzonderlijk dan normaal. Het uitoefenen van invloed via communicatie en macht noemen we politiek handelen.

 

Vreedzaam vechten

Met behulp van deze onderscheidingen kunnen we nader bepalen wat te verstaan onder verbinden en vechten. Laten we beginnen met vreedzaam vechten. Vreedzaam vechten is volgens Achterhuis en Koning een kunst, die past bij de moderne maatschappij. Vreedzaam vechten verloopt allereerst volgens regels. Kenmerkend voor die regels is, dat ze sportiviteit bevorderen.

 

‘Wie sportief is, gaat de strijd niet uit de weg, maar is bereid om een krachtmeting aan te gaan. Sportiviteit betekent ook een bereidheid tot onderwerping aan spelregels en daarbij is een sportief persoon bereid zijn of haar verlies te nemen. Ook een zeker respect voor de tegenstander os essentieel voor een sportieve houding’ (Achterhuis en Koning, p. 35)

 

Bij vreedzaam vechten gaat het er niet alleen om dat volgens regels wordt gevochten. Het gaat om regels die gelijksoortige deelnemers gelijke kansen bieden om te winnen of te verliezen. Denk aan een rechtszaak, waar beide partijen gelijke gelegenheid krijgen om hun verhaal te vertellen en beide serieus worden genomen door de beslisser voordat hij met de hem gegeven legale macht tot een beslissing komt. Denk aan sportwedstrijden, waar deelnemers geen middelen mogen gebruiken die hen een oneerlijke voorsprong geven. Belangrijk voor vreedzaam vechten is dat de strijdende partijen erop vertrouwen dat de ander zich aan de regels houdt, of bij overtreding ervan zal worden teruggefloten.

Kenmerkend voor vreedzaam vechten is, dat de inzet van macht en communicatie gelijkwaardig is. Er moet een keuze worden gemaakt tussen opponenten met alternatieve visies of tegenstrijdige belangen, waar men het communicerend niet over eens kan worden. Dat vraagt om de inzet van macht. Dat vraagt van de opponenten tegelijk, dat ze wel met een goed verhaal moeten komen om een beslisser over te halen tot het eigen standpunt.

 

Verbinden

Verbinden onderscheidt zich van vreedzaam vechten, doordat communicatie overheerst en macht op de achtergrond meespeelt. Neem een goed functionerend team. Men werkt aan een uiteraard met macht opgelegde opdracht, maar men accepteert dat met elkaar. Het overleg over allerlei zaken vindt plaats binnen het kader van die opdracht. Ieder heeft daarbij een eigen inbreng, wat regelmatig het nodige overleg vraagt. Men komt daar normaliter al communicerend uit. Misschien moet er soms een keuze worden gemaakt, dan gaat men samen naar een beslisser die kiest, waarna met weer met elkaar aan de slag gaat. Waar het bij vechten meer om het debat gaat, gaat het bij verbinden meer om de dialoog. Bij verbinden vertrouwen de deelnemers erop dat er openheid is en dat ieder serieus wordt genomen.

 

Vijandig vechten

Bij vijandig vechten wordt de interactie niet gereguleerd door regels die ieder gelijke kansen geven. Misschien worden er regels gehanteerd, maar dan opgelegd en in het voordeel van de ene partij ten opzichte van de ander. Of ieder volgt eigen regels, niet gekend door de anderen. Of de regels die de ene partij volgt en die hem voorspelbaar maken worden door de ander misbruikt te eigen bate.

 

Waardig strijden

Het begrip ‘waardig strijden’ ontlenen we aan Jan van Ewijk.5 Hij gebruikt dat begrip om zicht te krijgen op de manier waarop professionals in het sociale domein zouden moeten samenwerken. Er zijn veel situaties, waarin verschillen de professionals, elk eigen waarden dienend, met elkaar in spanning komen te staan. De voorbeelden die hij gebruikt betreffen probleemgezinnen, waar diverse instanties en professionals contact mee hebben, en die zo langs elkaar heen werken, dat dit ten koste gaat van de gezinnen en de kinderen daarin. Professionals die dat waardig strijdend aanpakken zijn in staat om het probleem zo aan de orde te krijgen, dat het langs elkaar heen werken wordt omgezet in geode samenwerking, waarin de verschillende perspectieven en waarden van de betrokken professionals op een co-creatieve manier in botsing worden gebracht.

 

Om waardig strijden als spel met communicatie en macht te omschrijven moeten we eerst een onderscheid maken tussen politiek handelen, interactie en interactieniveaus. In interactie met elkaar spelen de afzonderlijke spelers elk hun eigen spel, ieder is bezig politiek te handelen. Dat politieke handelen kan verbindend zijn, vreedzaam vechtend of vijandig vechtend. In hun interactie kunnen verschillende spelers elk op een eigen handelingsniveau handelen, de ene verbindend, de andere vechtend, de ene vreedzaam, de ander vijandig vechtend. Als verschillende spelers allen in interactie met elkaar allemaal verbindend handelen dan ontwikkelt zich een verbindend interactieniveau. Het verbindende handelen van de ene speler als reactie op het verbindende handelen van de ander vormt tegelijk een bekrachtiging daarvan, en omgekeerd. De interactie krijgt een stabiel karakter. Hetzelfde geldt voor vreedzaam vechten.

Waar zich een interactieniveau van verbinden of vreedzaam vechten ontwikkelt gebeurt dat met instemming van de deelnemende spelers. De processen op die niveaus kennen een structuur die door alle deelnemers gekend wordt, geaccepteerd en eventueel na correctie gereproduceerd. De structuur wordt bepaald door gemeenschappelijk gekende en gehouden regels. We kunnen het een regelstructuur noemen.

Dat wordt anders als er zich een vijandig vechtend interactieniveau ontwikkelt. In dat geval handelen de spelers niet volgens gelijke en geaccepteerde regels en ontwikkelt zich ook geen regelstructuur. Dat wil niet zeggen dat zich een structuurloos proces ontwikkelt. Waar spelers vijandig vechten ontwikkelt zich een eigen structuur die zichzelf in stand houdt. Ze wordt een ‘gevangenis’, die het de betrokken spelers moeilijk maakt om aan te ontsnappen in de richting van vreedzaam vechten of zelfs verbinden. Wie dat toch probeert zal al snel merken dat dit door anderen niet wordt vertrouwd. Ze zullen in hun wantrouwen geneigd zijn zo veel mogelijk te profiteren van de openheid van de naïeve poging, en die daarmee laten mislukken. Het interactieniveau van vijandig vechten kent een eigen structuur, die niet wordt bepaald door gedeelde regels, maar door een eigen systemische dynamiek, die grote druk op de deelnemers legt om met vijandig vechten door te gaan. Vijandig vechten kent een systeemstructuur.

 

Met waardig strijden duiden we niet op interactie of op een interactieniveau. Waardig strijden is een karakterisering van de wijze waarop een afzonderlijke speler politiek handelt. Waardig strijden kunnen we nu als volgt kenmerken.

 

  • Waardig strijden heeft als ideaal, om zo veel mogelijk de interactieniveaus van verbinden en vreedzaam vechten te bevorderen.
  • Het bestaat uit verbindend handelen als het kan bijdragen aan opbouw en behoud van een verbindend interactieniveau.
  • Het bestaat uit vreedzaam vechtend als het kan bijdragen aan opbouw en behoud van een vreedzaam vechtend interactieniveau.
  • Het bestaat uit vijandig vechten als het interactieniveau van vijandig vechten domineert, maar op zo’n wijze, dat mogelijkheden tot ontsnappen en de opbouw van vreedzaam vechten en verbinden open houdt

 

De voorbeelden van Jan van Ewijk laten zien hoe zich in de interactie tussen verschillende elk op een eigen manier opererende professionals een systeemstructuur kan ontstaan, waar iedere speler uit vrees dat er dingen fout kunnen gaan er vooral op bedacht zijn niet zelf de schuld te krijgen van een, dat ze afzonderlijk niet naar een vreedzaam vechtend niveau kunnen tillen. Door waardig te leren strijden zouden professionals uit zo’n systeem weg kunnen komen.

 

Vreedzaam vechten

 

Vreedzaam vechten in Gouda

Wilma Neefjes woont al lang in Gouda. De wijk waar ze woonde bestond voor een deel uit een goed en welvarend deel, voor een deel was het een verarmde wijk met slechte woningen. De gemeente besloot om die wijk te renoveren en ontwikkelde in overleg met projectontwikkelaars een vernieuwingsplan. Wilma Neefjes hoorde daar op een bepaald moment van, nam kennis het van plan en schrok zeer. Het plan behelsde o.a. hoogbouw, vulde allerlei plekken in met mogelijke bouwsels, maar zonder in Wilma Neefjes' ogen een visie op die wijk als plek waar mensen wonen.

Wilma Neefjes zocht contact met de gemeente, en kreeg als reactie, dat de bewoners wel inspraak zouden krijgen maar op een later moment in de besluitvoorbereiding. Zij zag daar niets in, ze wilde eerder ingeschakeld worden. Om dat te realiseren wendde ze zich samen met andere bewoners tot de gemeenteraad, die hen gelegenheid gaf om met een presentatie te komen. In die presentatie toonden ze de plannen van de gemeente, lieten hun bezwaren horen en vroegen meedenken in de verdere planontwikkeling. De gemeenteraad stond dat toe. De wijkbewoners kregen een directe plek in de gehele overlegstructuur en mochten voortaan meespreken in elke volgende stap in de besluitvoorbereiding.

 

We zien in dit voorbeeld hoe de gemeente vanuit eigen regels inspraak gunde aan de wijkbewoners, zonder dat de wijkbewoners in het proces worden betrokken, zonder dat de bewoners ook de regels kenden. Dit leverde een groot voordeel op voor de gemeente en de projectontwikkelaars, en verminderde de kans van de wijkbewoners om invloed uit te oefenen. Een voorbeeld van vijandig vechten, waarin de ene partij probeert regels in eigen voordeel op te leggen aan een andere partij.

Wilma Neefjes en de wijkbewoners gingen daartegen vechtend in verzet. Ze hadden een vechtwijze kunnen kiezen, waarbij ze de gemeente, de betreffende wethouder persoonlijk en moreel kunnen aanvallen. Die pasten de inspraakregel immers in eigen voordeel toe, kansen op invloed van de wijk daarmee verminderend. De krant deed dat bijvoorbeeld, door de geplande hoogbouw met een fallus te vergelijken. Wilma Neefjes vond het prima dat de krant dit zo benoemde, maar vermeed dat zelf. Ze ging naar de gemeenteraad met haar verhaal, daarmee de gemeente alle kansen gevend om zelf ook met het eigen verhaal te komen. Wilma Neefjes en de wijk kozen voor vreedzaam vechten, de tegenspeler uitnodigend om vreedzaam vechtend te reageren.

Het resultaat daarvan was, dat er de gemeenteraad de al bestaande inspraakregels een nieuwe vorm gaf, die Wilma Neefjes en de wijkbewoners een evenwaardige kans gaven om invloed uit te oefenen op der verdere besluitvorming over de wijkinnovatie.

Door het vreedzame handelende initiatief van de ene partij en de vreedzaam handelende reactie van de andere onderstond er een samen geconstrueerd interactieniveau van vreedzaam vechten. De regels daarvoor werden niet meer eenzijdig opgelegd, maar kregen in onderling overleg een door alle deelnemers gekende en geaccepteerde vorm.

 

Dit verhaal laat duidelijk zien, dat het interactieniveau van vreedzaam vechten een gezamenlijke constructie is van meerdere spelers. Dat er inspraak van de bewoners moest komen lag al vast. Een dergelijke regel kan wel formeel worden vastgesteld, maar het tot functioneren brengen vraagt constructieve actie van de betrokken spelers. Pas dan krijgt de interactie tussen die spelers een regelstructuur.

 

Vreedzaam leren vechten

Het verhaal van Neefjes toont een inzichtelijk voorbeeld van wat vreedzaam vechten inhoudt. Vraag is hoe anderen die verhalen zouden kunnen gebruiken om zelf het vreedzame vechten beter te leren. Reconstructie zoals ik dat met Mandela’s verhalen deed is een mogelijk antwoord. Door via een verhaal daarover het handelen van iemand te reconstrueren verschijnt een handelingsstructuur, één gekozen alternatief, dat inzichtelijk wordt door vergelijking met andere alternatieven die ook hadden kunnen worden gekozen. We kunnen vervolgens proberen de waarde van de gekozen handelingsstructuur vast te stellen en een richtlijn te formuleren voor de omstandigheden waaronder het al dan niet aan te bevelen is om die handelingsstructuur te kiezen, of juist andere alternatieven. Die richtlijn kan uitgangspunt worden voor leerprocessen bij anderen. Zo gaat het leren van de één over in het leren van anderen.

 

In het voorgaande heb ik het verhaal van Wilma Neefjes gereconstrueerd en daarin een eerste handelingsstructuur ontdekt. Ik heb laten zien dat de reactie van Wilma Neefjes op het vijandige vechten van de gemeente uit een keuze bestond. Ze reageerde niet door zelf ook een vijandig gevecht aan te gaan, maar vreedzaam te reageren, ruimte gevend aan de gemeente om zelf een eigen reactie te kiezen. Dat vreedzame vechten riep een vreedzaam vechtende reactie op en de constructie van een vreedzaam vechtend interactieniveau.

Waarom zou deze keuze wenselijk zijn? Stel dat men vanuit de gemeente echt vijandig aan het vechten was geweest, als men via intriges en coalities met projectontwikkelaars had geprobeerd om de wijkbewoners zo veel mogelijk buiten te sluiten. In dat geval zou de keuze voor vreedzaam vechten wel eens ineffectief kunnen zijn geweest en winst hebben kunnen opleveren voor de gemeente. Dat gold niet voor de actie van Wilma Neefjes in Gouda, daar bleek de tegenspeler bereid om vreedzaam vechten met vreedzaam vechten te beantwoorden.

Of er bij een eerste ontmoeting echt sprake is van bereidheid tot vreedzaam vechten bij tegenspelers is niet goed in te schatten. Is die bereidheid er wel, dan zal dat pas blijken als reactie op het vreedzaam vechten van de ander. Als die ander vijandig vechtend begint, kan die bereidheid verdwijnen. Je zou dit kunnen formuleren in de volgende concept-richtlijn:

 

Voor vechten op vreedzaam niveau is het aan te raden, om bij onduidelijkheid over de intenties van tegenspelers daartoe zelf met vreedzaam vechten te beginnen.

 

Zonder de actie Wilma Neefjes en de wijkbewoners en zonder de reactie van de gemeenteraad zou er geen vreedzaam vechtniveau zijn gerealiseerd. Betekende dit dat daarmee het doel voor Wilma Neefjes en de wijk bereikt was? Nee, in feite kon het vreedzame gevecht nu pas gestalte aannemen, en Wilma Neefjes kon dat heel goed verliezen.

 

Vanaf het begin van haar actie betrok ze de wijkbewoners bij de actie. Met hulp van anderen koos ze voor een ‘ontwikkelvisie’, die sterk afweek van de visie van waaruit de gemeente werkte. In die visie lag de aandacht op de eis, dat de wijk een leefgemeenschap moest zijn, en dat alle onderdelen van het hele plan daar in samenhang de mogelijkheden voor moesten leveren. Na een eerste vormgeving legde ze die visie voor aan de wijkbewoners. Een intensieve discussie met de wijkbewoners leverde een nieuwe, nu door allen geaccepteerde visie. Vanuit die visie zouden in de loop van de tijd steeds alternatieve voorstellen worden gedaan, tegen de voorstellen van de gemeente in.

 

Wilma Neefjes en de wijk kregen gelegenheid om vreedzaam niveau te vechten, en kozen voor een specifieke handelwijze. Tegenover de voorstellen van de gemeente stelden ze een eigen ontwikkelvisie. Die visie werd ontwikkeld in nauw overleg met de hele wijk. Dat gaf ze een sterke machtspositie in de gemeenteraad en leidde na een lang gevecht tot een plan, dat grotendeels overeen kwam met de ontwikkelvisie van Wilma Neefjes en de wijkbewoners.

Wilma Neefjes koos daarmee een specifieke handelwijze, die pas duidelijk wordt in het licht van wat ze ook had kunnen doen. Ze zou voort hebben kunnen gaan met kritiek op het plan van de gemeente zonder daar een alternatief tegenover te stellen. Dat had niet het resultaat geleverd dat ze nu bereikte. Of ze zou een alternatief hebben kunnen bedenken zonder de wijk daarin mee te nemen. Dat had er gemakkelijk toe kunnen leiden dat Wilma ingekapseld was geraakt in het beleid van de gemeente. Het lijkt goed mogelijk om een redenering uit te werken in de volgende concept-richtlijn.

 

Voor vechten op vreedzaam niveau is het aan te raden om niet alleen maar alternatieven van anderen te bestrijden, maar eigen alternatieven uit te werken met zo veel mogelijk instemming en steun van betrokken spelers.

 

Op het interactieniveau van vreedzaam vechten lijken de processen nog allerlei verschillende vormen aan te kunnen nemen. Het kan gaan om gevechten tussen verschillende relevante alternatieven. Het kan ook gaan om gevechten, waarbij relevante alternatieven onbenoemd blijven. Partijen die daarvoor zouden zijn kunnen dan kiezen voor het bestrijden van de benoemde alternatieven zonder zelf een eigen alternatief te verdedigen. Hoe ‘rijker’ de tegenstellingen bij vreedzaam vechten, des te meer doordachtheid kan men van de uitkomst verwachten.

 

Verbinden

 

Verbinden in Almere

Caroline Bonekamp was districtschef van politie in Almere. Het was in de tijd dat in Amsterdam de zaak met het Narretje speelde met Robert M. Bij een leerkracht op een school voor basisonderwijs werden voldoende aanwijzingen ontdekt voor pedofilie om hem te arresteren. Hoe groot de zaak zou worden was nog niet bekend. Onderzoek zou dat moeten uitwijzen.

De driehoek kwam bijeen om met elkaar te overleggen over de aanpak. De leerkracht werkte op een relatief jonge en nog kwetsbare school. Zijn eigen kinderen zaten ook op die school. Er waren kinderfeestjes geweest waarvan niet duidelijk was wat daar was gebeurd. Ze besloten om het belang centraal te stellen van mogelijke directe slachtoffers, wellicht kinderen op en rond de school en van indirecte slachtoffers, ouders en andere kinderen. Voorkomen moest worden dat er zich een onbeheerst proces zou gaan afspelen, met allerlei wilde verhalen, met mogelijke persoonsgerichte aanvallen van betrokkenen op elkaar.

 

Dit leidde tot een volgende actie. De verdachte werd op een vroege ochtend gearresteerd, zonder dat iemand daarvan op de hoogte was. Direct daarna nam men contact op met het schoolhoofd en vertelde hem wat er aan de hand was. Het was dit schoolhoofd, dat men wilde helpen bij het informeren van ouders en kinderen. Dat moest heel snel gebeuren, wilde men de geruchtenmachine voorblijven. Men bood dit hoofd een van te voren uitgewerkt plan aan, dat hij in vrijheid mocht accepteren en naar eigen inzicht wijzigen. Het plan hield in dat hij de ouders dezelfde avond zou uitnodigen. Hij kon daarbij gebruik maken van een door de politie voorgestelde brief. Op de avond werden ook hulpverlenende instanties uitgenodigd. De opzet van de avond werd zorgvuldig voorbereid. Resultaat was, dat de school en de ouders alles heel goed konden doorspreken en dat er zich een groot en gedeeld vertrouwen ontwikkelde.

 

Wat gebeurde er precies in dit verhaal? Vanaf het moment dat de verdachte gearresteerd was mocht men een veelheid aan reacties verwachten van uit allerlei hoeken. Dat kon gemakkelijk tot wantrouwen leiden en uitlopen op vijandige gevechten, tussen school en ouders, tussen ouders onderling, met inmenging van allerlei pedofilie bestrijdende groepen, van media, van de politiek. Voor allerlei direct betrokkenen was het van het grootste belang, dat ze de informatie die ze kregen echt konden vertrouwen, dat ze hun angsten en emoties met elkaar konden delen, dat ze de school ook bleven vertrouwen.

Dat vroeg een proces waarin communicatie tussen de ouders en de school centraal stond. Natuurlijk speelde macht mee, de verdachte was via de inzet van overheidsmacht gearresteerd, dat was een gegeven, waarover niet gediscussieerd kon worden. En er zou verder onderzoek worden gedaan, ook dat was een met macht opgelegd gegeven. Binnen dat kader ging het vooral om communicatie. Die communicatie vroeg allereerst een goede informatieoverdracht, via de brief, tijdens de avond, met een veelheid aan vragen die om betrouwbare antwoorden vroegen. Die communicatie vroeg ook het uiten en delen van emoties. Kortom, het proces dat nodig was moest een verbindend interactieniveau hebben, waar ieder van de betrokkenen aan deelnam.

Caroline Bonekamp met haar team moesten vechten voorkomen. Het ging immers niet om geschillen. Geschillen, onenigheid, verwijten, moesten juist worden voorkomen. Het ging om vertrouwen, om het delen van informatie en emoties, om begrijpen en om begrepen te worden. Het ging om verbinden. De verbindende actie van Caroline en haar team activeerde verbindende reacties van andere spelers en resulteerde die avond in een daadwerkelijk verbindend interactieniveau in de omgang tussen ouders, school, politie en aanwezige hulpverleners.

Het verhaal laat zien, wat in onze maatschappij een verbindend interactieniveau kan zijn, en dat het mogelijk is om dit niveau doelgericht te realiseren, als gezamenlijke constructie van meerdere spelers. Bepaalde spelers, zoals Caroline Bonekamp kunnen daarbij het initiatief nemen en verbindend handelend het verbinden van anderen activeren. Steeds zal de kans aanwezig zijn dat het niet lukt, als verbindende acties geen verbindende acties oproepen. Waar dat wel gebeurt ontwikkelt zich een verbindend niveau als gezamenlijke constructie van meerdere spelers, dat zichzelf als regelstructuur reproduceert.

 

Verbinden leren

Het eerste dat we kunnen leren van het voorbeeld is, dat een verbindend interactieniveau evenals vreedzaam vechten kan worden opgeroepen door verbindend handelen van een daarmee beginnende partij. We kunnen dit vatten in een concept-richtlijn die veel lijkt op de richtlijn om vreedzaam vechten te bevorderen.

 

Voor het bevorderen van een verbindend niveau is het aan te raden, om bij onduidelijkheid over de intenties van tegenspelers daartoe, zelf met verbinden te beginnen.

 

Als spelers met elkaar een verbindend interactieniveau realiseren, dan is daarmee het proces niet vastgelegd. Dat kan zich nog op allerlei manieren voltrekken. We zullen allerlei verhalen nodig hebben om daar een beeld van te krijgen en daarvoor de nodige richtlijnen te ontwikkelen. Vraag is wat het verhaal van Caroline Bonekamp als voorbeeld ons nu al kan leren. Om daar een beeld van te krijgen vestigen we de aandacht op een specifiek deel van de hele actie.

 

Een belangrijk en interessant aspect van de politieactie was, dat men in deze eerste fase de pers niet actief informeerde. Wat men wel deed was de ouders vragen na te denken wat men zou zeggen als de pers met vragen kwam. Reden was, dat men eerst met de school, de ouders en de kinderen in contact wilde komen, zonder een veelheid aan reacties. Toen de pers erbij kwam heeft men die ook verteld waarom men dat had gedaan. Toen die vervolgens van de ouders hoorden hoe tevreden ze waren over de voorlichting, bleek dat geen probleem te zijn. Vanaf het moment van bekendmaking heeft de politiek vervolgens ook met grote openheid informatie over de voortgang van het onderzoek gegeven.

 

Waarom deze omgang met de pers? Om een verbindend interactieniveau te realiseren is vertrouwen nodig tussen alle spelers. Zouden spelers in dat proces niet willen verbinden, maar een gevecht aangaan, bijvoorbeeld door het schoolhoofd aan te vallen, of andere ouders, dan mogen we verwachten dat er zich geen verbindend interactieniveau ontwikkelt. Verbinden vraagt een veilige ruimte, waar spelers die misschien niet vertrouwd worden buiten worden gesloten. In de pedofiliecasus betekende dit, dat de ouders en de school zonder storing van mogelijk niet verbindende buitenstaanders met elkaar in een verbindend gesprek moesten komen. Dat maakt het begrijpelijk, dat de politie de pers en daarmee andere spelers zorgvuldig buiten de eerste bijeenkomst hield. Daar moest vertrouwen worden ontwikkeld voor wat verder ging volgen.

 

De actie van Caroline Bonekamp viel in haar woorden onder het streven om dingen ‘klein te houden’. Dat klein houden gold niet alleen voor de pedofiliecasus, maar ook voor andere acties.

 

Wat kunnen we onder klein houden verstaan? Onze maatschappij kent vele processen die uit de hand lopen, ‘publieke gevechten’. Voor de pedofiliecasus kon het gebeuren rond Robert M. als voorbeeld dienen. Een groot aantal spelers, politie, politiek, andere instanties, actiegroepen tegen pedofilie, kranten en TV, de sociale media, in volle interactie, die elk vanuit eigen oogmerken, belangen en emoties acties ondernemen, niet gecoördineerd door gedeelde regels. Andere publieke gevechten zijn bijvoorbeeld de rellen rond de AZC’s, project X in Laren. In al die publieke gevechten gaat het om vijandig vechten, waar ieder zijn eigen regels volgt. Klein houden betekent het voorkomen van een niet onder controle te houden publiek gevecht, waarin vijandig vechten. Dit kunnen we proberen te omschrijven in de volgende concept-richtlijn.

 

Voor handelen op een verbindend niveau en voor voorkomen van afbraak in richting van vijandig vechten is het belangrijk om spelers die misschien niet mee doen met dat verbinden min of meer tijdelijk uit te sluiten van de groep verbindende spelers.

 

Nu we een voorbeeld hebben van verbindende interactie kunnen we nog eens terugkeren naar Wilma Neefjes. Zij baseerde haar acties in richting van de gemeente op intensieve samenwerking van de wijkbewoners met elkaar. In die samenwerking speelde de ontwikkelvisie een centrale rol. De visie was niet alleen een manier van kijken naar het bouwen van een wijk, maar ook een gezamenlijke beleving van de waarde van de wijk.

Wilma Neefjes en haar partners leverden niet alleen een vreedzaam gevecht met de gemeente. Om dat goed te doen tilden ze de omgang tussen de wijkbewoners naar een verbindend interactieniveau. Ze maakten daarbij niet alleen gebruik van gemeenschappelijke belangen van uitsluitend de wijkbewoners. Ze brachten die belangen onder in een op waarden gebaseerde visie, die niet alleen voor de wijk interessant was, maar ook voor andere wijken.

Keren we terug naar het verhaal van Caroline Bonekamp, dan geldt dat ook daar. Waarom was het mogelijk alle betrokkenen op verbindend niveau bijeen te brengen? Waarom kon dit goed worden verdedigd tegen de media, ook waar dat tegen het belang van journalisten inging om snel met nieuws naar buiten te komen? Verklaring is, dat er waarden op het spel stonden, het welzijn van kwetsbare kinderen en hun ouders die direct of indirect slachtoffer kunnen worden van pedofilie allerlei publieke gevechten die zich daarom heen kunnen ontwikkelen. Een verbindend interactieniveau wordt beter bereikbaar en meer houdbaar als de betrokken spelers zich meer laten leiden door een gedeelde visie en daaraan ten grondslag liggende waarden. Dat kunnen we omschrijven in een concept-richtlijn.

 

Voor handelen op een verbindend niveau en voor voorkomen van afbraak in richting van vijandig vechten kunnen belangen meespelen, maar is het belangrijk om een gezamenlijke, op waarden gebaseerd visie te ontwikkelen

 

Vijandig vechten

 

Vijandig vechten in Apeldoorn

Ragaiy Sinout is afkomstig uit Egypte, een Koptische Christen. Hij werkt in Apeldoorn als integratiemedewerker. Hij biedt op projectbasis steun binnenkomers en vluchtelingen om een nieuw leven op te bouwen in de Nederlandse maatschappij. Bij de uitvoering van die projecten kreeg hij te maken met vertegenwoordigers van allerlei moslimorganisaties. Op een bepaald moment merkte hij dat er een campagne tegen hem werd gevoerd, hij zou niet geschikt zijn voor zijn werk, hij zou een moslimhater zijn, hij zou de moslimmannen beschuldigen hun vrouwen te onderdrukken.

 

We zien hier een voorbeeld van vijandig vechten door een speler die zonder gedeelde regels de eigen kansen op winst probeert te vergroten, ten koste van de kansen van de tegenstander. Hij probeert buiten die tegenstander om zo veel mogelijk voorsprong op hem te behalen. Om een preciezer beeld van de aanval te krijgen moeten we een onderscheid maken tussen verschillende soorten van vijandig vechten. Elk van de gevechtsvormen wordt communicerend uitgevoerd. De sancties hoeven niet te worden gegeven, ze hangen als mogelijke beloning of straf ‘boven de markt’. De verschillen tussen de gevechtsvormen kunnen we bepalen door het type sancties dat als belofte of dreiging domineert.

Vijandig vechten wordt zakelijk vechten, als de beloningen en straffen van financiële aard zijn. Straffen kunnen boetes zijn, beloningen kunnen uit bonussen bestaan, uit winst voor de ene tegenover verlies van de ander. De na te streven financiële beloningen en de te vermijden financiële straffen verschijnen als tegenstrijdige belangen, die elk van de spelers nastreeft. Er zijn organisaties, waar men gewend is om zakelijk te vechten, waar de spelers het spel kennen en dat met een zeker genoegen spelen. Er zijn ook arena’s, waar de inzet zeer hoog is, waar het spel wel onpersoonlijk en zakelijk wordt gespeeld, maar waar de vele verliezers heel veel te lijden kunnen hebben.

Vijandig vechten wordt persoonsgericht vechten, als de sancties psychosociaal van karakter worden. Men spreekt wel eens van karaktermoord. Kwaadspreken hoort daarbij, aanvallen op de moraliteit of het karakter van tegenspelers horen daarbij. Een recent voorbeeld van persoonsgericht vechten toont zich in de strijd tussen Ronald Trump en Hillary Clinton. Donald Trump deed niets anders dan beledigen en kwaadspreken, wat Hillary Clinton ertoe bracht om ook een persoonsgericht gevecht aan te gaan. Zo ontwikkelde zich een interactieniveau van persoonsgericht vechten, waaruit tijdens de volgende strijd nauwelijks meer te ontsnappen valt.

Vijandig vechten wordt gewelddadig vechten als de sancties fysiek van aard worden. Gewelddadig vechten behoeft niet te bestaan uit de daadwerkelijke uitoefening van geweld. De spelers in dat gewelddadige vechten kunnen gewoon met elkaar in gesprek zijn, zonder dat er een klap valt. Pas als men er niet uitkomt is geweld een reële mogelijkheid.

 

Bezien we de aanval op Ragaiy Sinout, dan ging het om een persoonsgerichte aanval. De aanval werd niet rechtstreeks op Ragaiy Sinout gericht, ze bestond uit verhalen over Sinout aan anderen. Dat was allereerst een bedreiging van zijn goede naam, van zijn positie als integratiemedewerker, en daarmee van zijn belangen. Zodra Ragaiy Sinout dat te weten kwam kon dit als een pijnlijke psychosociale sanctie gaan werken, als een uiting van disrespect die bij velen een aantasting zou kunnen worden van innerlijke zekerheid, een bedreiging van het gevoel van eigenwaarde.

De aanval was alleen al door zijn persoonsgerichtheid zeer vijandig. Ze was ook vijandig, omdat de verhalen buiten Ragaiy Sinout om werden verteld. Dat gaf zijn vijanden een voorsprong. Ze konden hun verhalen hun beeldvormende werk laten doen, Ragaiy Sinout kansen ontnemend om zich te verdedigen, de verhalen tijdig te ontkrachten en de beeldvorming te stoppen. Ragaiy Sinout werd een ongeregeld gevecht ingetrokken, waarin hij weinig anders kon dan vijandig reageren. Vraag was hoe hij dat deed.

 

De allereerste stap die hij deed was om zich uitgebreid te laten informeren via zijn netwerk aan relaties om te weten te komen wat er aan de hand was. Hij deed dit niet op basis van boosheid, maar op basis van grote nieuwsgierigheid. Dat doe ik altijd als ik wordt aangevallen, dan probeer ik alles in het werk te stellen om te weten wat er speelt, wie waarom wat aan het doen is. Hij merkte al snel, dat de aanvallen op hem zetten waren in een gevecht dat partijen in de moslimwereld met elkaar voerden. Door Ragaiy Sinout scherp aan te vallen bewezen ze aan elkaar en anderen hoe scherp en slim ze waren in het begrijpen van vijanden.

 

Waar tegenspelers vijandig vechten zullen ze proberen voordeel te behalen op hun tegenstanders, en hun kans op winnen te vergroten door buiten zicht van die tegenstander te blijven. De reactie van Ragaiy Sinout is te zien als een eerste tegenzet, zorgen dat hij het scherm van onzichtbaarheid zo veel mogelijk doorbreekt. Vervolgens ging hij over tot twee tegenzetten.

 

Hij zocht allereerst zo snel mogelijk contact met zijn eigen leidinggevende en vertelde hem de verhalen die over hem werden verteld. De leidinggevende wees die verhalen direct af en gaf Ragaiy Sinout zijn steun. Dat was een belangrijke rugdekking voor Ragaiy Sinout. Hij gebruikte vervolgens zijn kennis van de opponerende moslimpartijen om een gesprek te arrangeren, waar beide tegelijk aanwezig waren. In dat gesprek kwam de tegenstelling tussen beide conservatieve partijen duidelijk naar voren. Dat liep uit op een verdere verwijdering, en het uitspreken door één van de partijen in de persoon van Ragaiy Sinout. In dit gesprek ontwikkelde zich een coalitie tussen Ragaiy Sinout en een zeer conservatieve moslim, die ondanks hun grote wederzijds erkende tegenstelling tot vruchtbare samenwerking leidde.

 

Ragaiy Sinout moest een vijandig gevecht zonder regels aangaan met een vijandig vechtende tegenpartij. Hij deed dat zeer bekwaam, eerst peilend wat er aan de hand was. Voor een goede strategische rugdekking plande hij een gesprek met zijn leidinggevende. Vervolgens koos hij voor een bepaalde programmering van gesprekken. Hij had concrete gesprekken kunnen vermijden en een boze brief kunnen sturen aan de organisaties. Hij had voor bilaterale gesprekken kunnen kiezen met elk van de partijen afzonderlijk. Wat hij deed was beide partijen samen bijeen te brengen, om daarmee hun onderlinge conflict boven water te brengen, hen daarmee uiteen spelend, uitmondend in een belangrijke en blijvende coalitie met één van de partijen. Hij zette daarmee die partijen op het verkeerde been, hen uitlokkend om in plaats van hem elkaar aan te vallen.

 

In deze casus laat Ragaiy Sinout zien wat het betekent om vijandig te vechten met een vijandig vechtende tegenstander. Het laat zien hoe hij zijn politieke vernuft inzet om de onverhoedse aanval van tegenstanders te pareren. Het laat zien, hoe hij daarin keuzes maakt en levert daarmee een voorbeeld van vijandig vechten dat vaak niet te vermijden is. Hij laat tegelijk zien dat ook op het interactieniveau van dat vijandig vechten keuzes te maken zijn. Leerzaam zijn het goede kijken, de goede keuzes van tegenzetten, de zakelijk gevechtswijze en het vermijden van persoonsgericht vechten, de respectvolle omgang met pijnlijke geschillen. Ragaiy Sinout laat zien dat vijandig vechten goed op te nemen is in het totale arsenaal aan politiek handelen, en dat het deel kan en moet uitmaken van waardig strijden.

 

Vijandig leren vechten

 

Inleiding

Ragaiy Sinout vertelde niet alleen over zijn vijandige gevecht, maar vulde dat aan met verhalen over zijn achtergrond, zijn jeugd als Koptische Christen in Egypte. Samen met het verhaal over zijn conflict bieden ze een goed beeld van bepaalde handelingsstructuren en van de wijze waarop hij die ontwikkelde. De structuur is als volgt weer te geven:

 

  • Ken het vechten van je vijand
  • Laat je vijand je kracht zien
  • Ga in open gesprek met je vijand

 

In het volgende worden de drie elementen achtereenvolgens besproken.

 

Ken het vechten van je vijand

De eerste reactie van Ragaiy Sinout op de aanval op hem bestond uit een poging om zo goed mogelijk waar te nemen wat er aan het gebeuren was, wie met en tegen elkaar aan het handelen zijn. Belangrijk is dat Ragaiy Sinout begon met een objectiverende waarneming, gericht op een nuchtere verklaring van dat handelen. Wie zijn erbij betrokken, welke belangen spelen, welke visies wellicht, in welk proces zijn spelers met elkaar betrokken. Ragaiy Sinout had ook kunnen kiezen een normerende waarneming. Hij dan allereerst verontwaardigd vastgesteld dat er fouten werden gemaakt, de fouten willen kennen en vaststellen wie welke schuld had. Hij had daarbij normen en waarden kunnen gebruiken die ontleend zijn aan wat geldt bij verbinden en vreedzaam vechten, dat er onbehoorlijk op de persoon werd gespeeld, dat hij geen eerlijke kans had gekregen om zich te verdedigen, dat er een stiekem spel werd gespeeld. 6

Wie begint met een normerende waarneming, zal allerlei objectiverende verklaringen als snel interpreteren als dekmantel en uitvlucht voor wat gewoon fout is en die verklaringen daarmee niet serieus nemen. Hij kan daarmee essentiële informatie missen, om te begrijpen wat men waarom aan het doen is of was. Dat zal hem niet helpen om zijn eigen handelen goed te plannen. Wie direct normerend en boos reageert op het handelen van anderen zal zich door die boosheid laten leiden en dit willen laten uitmonden in oordelen. Pogingen tot begrip voor dat handelen en voor verklaring ervan zullen gemakkelijk worden ervaren als pogingen tot goedpraten en verontschuldiging.

Objectiverende en normerende waarneming zijn allebei mogelijk en sluiten elkaar niet uit. Vraag is hoe ze te combineren. Daarin zijn keuzes te maken. Men kan beginnen met objectiverende waarneming, om zonder vooralsnog te oordelen een helder en zakelijk beeld te krijgen van de handeling, de context, van ruimte en de beperkingen waarbinnen spelers hun keuze maakten. Vervolgens kan men zich via normerende waarneming een oordeel vormen. Men kan ook beginnen met normerende waarneming en een oordeel zoeken. Waar dat oordeel is geveld is dan vastgesteld welke foute keuzen iemand voor eigen verantwoordelijkheid maakte. In vrijheid en verantwoordelijkheid gemaakte keuzen kunnen niet meer verklaard worden, wat een objectiverende opvolging zeer belemmert.

 

De handelingsstructuur van Ragaiy bestond uit beginnen met objectiverend waar te nemen, en pas daarna oordelen. Uit zijn verhaal komt duidelijk naar voren die handelingsstructuur geen onbewust automatisme was, maar dat hij die in zijn jeugd had geleerd en actief gebruikte. De handelingsstructuur was voor hem tegelijk een handelingsregel: ken het vechten van je vijand

Dat komt niet alleen in zijn reactie op de lastercampagne naar voren. Ze kwam ook naar voren in andere verhalen. Zo karakteriseerde hij de debatteerwijze van moslims als één waar objectiverende waarneming totaal ontbrak, waar het denken en het kader van waaruit de ander spreekt totaal worden genegeerd. Zo vertelde hij vol pret over een discussie tussen een Ethiopische moslim en een Apeldoornse predikant. De laatste viel het geloof van de moslim niet aan, maar vertelde hem alleen maar over zijn eigen geloof. Voor de moslim was dat een teken, dat de predikant een zwak geloof had, hij viel de moslim niet aan, vertelde alleen over zichzelf, bereid te luisteren naar wat de moslim over zichzelf zou vertellen. Ragaiy Sinout zelf volgde een tegenstelde eigen discussiewijze. Hij realiseerde zich dat hij alleen maar iets kon bereiken als hij niet van zijn eigen kader uitging, maar het kader van zijn tegenspreker moest kennen en daarvan uitgaan. Ragaiy Sinout communiceerde altijd op basis van objectiverend inzicht in de handel- en communicatie van zijn tegenstander. Wat was daarvan de achtergrond? In een interview met hem vertelt hij het volgende.

 

‘Ik ben opgegroeid in Egypte in de periode dat de polarisatie tussen christenen en moslims het hoogste was en het vervolgen van christenen ook het hoogste. In die periode hoorde je als christelijke jongeman nergens bij. Overal waar je kwam werd je gevraagd, wat doe je hier je bent christen, bij de voetbalvereniging, bij de dichtersclub, bij de verhalenschrijversclub. Overal werd gevraagd, ben je christen? En dan lijkt het of je een besmettelijke ziekte hebt, en dan word je gevraagd, waarom wordt je geen moslim? Dus in die periode heb ik geleerd en ben ik gewend om aangevallen te worden.

Dat gaf mij het voordeel van de strijd in die periode in Apeldoorn, omdat ik natuurlijk getraind hierop was. Dus toen zij mij aanvielen was mijn eerste reactie, ik moet weten wie mij aanvalt. Ik heb een oom die boer was, en die liep altijd in de velden met een geweer op zijn schouder, en die vertelde mij altijd voor de grap, als je een vijand tegenkomt moet je allereerst weten wat voor geweer die vijand heeft. Voordat je een vechtpartij met iemand begint wat voor geweer die persoon heeft.

Ik was altijd een kerkelijke jongeman, heel vreedzaam, verbonden met de christelijke waarden van liefde en verdraagzaamheid en een uiterste liefde voor je vijanden ook, maar ik heb van hem geleerd, het gaat niet om echte geweren, maar je moet altijd zeker weten wat de ander te zeggen heeft over jou als die boos op jou is. En vanuit deze gedacht ging ik ook om met de zwart makende campagne waarmee ik te maken heb gehad in die periode.’

 

Ragaiy Sinout laat zien, dat de regel ‘ken het vechten van je vijand’ niet zo maar door hem is ontwikkeld. Ze is deels resultaat van zijn opgroeien in een specifieke historische situatie. Het was een basis om te kunnen reageren op voortdurende aanvallen. Wegkijken en zich terugtrekken zou niet helpen. Om te overleven moest hij aanvallen zien aankomen, om adequaat te reageren. Ze is deels ook resultaat van de lessen die hij van anderen, met name zijn oom kreeg, die als Kopt ongetwijfeld zijn eigen leerweg had gevolgd.

 

Het lijkt heel plausibel om de regel ken het vechten van je vijand over te nemen en de volgende concept-richtlijn te formuleren:

 

Voor goed vijandig vechten is het van belang het vechten van de vijand via objectiverende waarneming zo goed mogelijk te kennen.

 

Laat je vijand je kracht zien

 

Eén van de projecten waaraan Ragaiy Sinout werkte betrof de emancipatie van moslimvrouwen. Hij had in het kader daarvan allerlei bijeenkomsten georganiseerd en veel contacten met moslimvrouwen ontwikkeld. Die contacten hadden hem zeer geholpen toen hij te weten wilde komen wie hem aan het aanvallen waren. Dat project was één van de aanleidingen voor de aanval op hem.

In het gesprek met zijn tegenstanders kwam dat onderwerp ook ter sprake. Er konden enkele misverstanden worden opgelost, maar niet de fundamentele tegenstelling tussen Ragaiy Sinout en de conservatieve moslims over vrouwenemancipatie. In het gesprek erkende Ragaiy Sinout heel duidelijk en open de tegenstelling in opvatting, zonder oordeel over de opvatting van zijn tegenspelers. Tegelijk gaf hij heel open en duidelijk aan wat zijn opvatting was, dat hij begreep dat ze het daarmee niet eens waren, maar dat hij voor zijn opvatting stond en dat hij zeker zou doorgaan met het project voor de vrouwenemancipatie. Als resultaat hiervan ontwikkelde zich een wederzijds respect tussen Ragaiy Sinout en zijn nieuwe coalitiepartner, dat zich juist door de wederzijdse erkenning van hun geschil kon ontwikkelen

 

Het gevecht tussen Ragaiy Sinout en zijn tegenstanders ging over een belangrijke inhoudelijke kwestie, de plaats van de vrouw in de samenleving. Er was over deze kwestie geen overeenstemming te bereiken. Ragaiy Sinout blijkt al communicerend op een eigenmanier met deze tegenstelling om te gaan. Allereerst erkent en verwoordt hij het bestaan van de pijnlijke tegenstelling, zonder een oordeel te geven over de ander en over diens mening. Tegelijk verwoordt hij precies en eerlijk wat hij zelf denkt en waarvoor hij staat. Door deze communicatiewijze is hij in staat recht te doen aan zichzelf en aan de ander, en schept daarbij een gelijkheid, die meer bij vreedzaam dan bij vijandig vechten behoort.

Deze gesprekswijze bleek diep verankerd in zijn persoonlijke geschiedenis als Kopt. Op de vraag hoe hij dit geleerd had gaf hij het volgende antwoord.

 

‘Dan kom ik terug op mijn kindertijd. Op de zondagsschool hebben we dat eigenlijk geleerd. Je mag nooit je eigen geloof verloochenen. Je krijgt in de Koptische kerk aardig wat verhalen over martelaren te horen. Martelaarschap is heel belangrijk in de Koptische kerk, en omdat de kerk altijd vervolgd is, is dat een onderdeel van ons geloof eigenlijk, je moet vervolging accepteren.

Wij leerden als kinderen ook om zo vreedzaam mogelijk te zijn. De Kopten zijn altijd in de minderheid geweest, ook in de christelijke tijd was de Koptische kerk al onderdrukt. De christenen waren ook al onderdrukt in het Romeinse rijk en daarna, na 451, verschillen tussen de oude oosterse kerken en de rest van de wereld.

Dus die onderdrukte positie heeft ons kinderen twee dingen geleerd. An de ene kant moet je zo vreedzaam mogelijk zijn, ook vanuit de christelijke waarden dat je altijd probeert een conflict te vermijden. Maar tegelijkertijd moet je je eigen geloof niet verloochenen. Dus bij elk gesprek waarin een conflict zou kunnen ontstaan, dan denk je automatisch als Koptisch kind aan die twee dingen. Je moet zo veel mogelijk voorkomen dat je vechtpartijen veroorzaakt, want dan ben je geen echte Christen. Maar tegelijkertijd moet je je eigen geloof niet verloochenen en je moet je eigen standpunten duidelijk maken.

En dat doe ik nog steeds. Dus als ik in conflict kom, dan moet ik sociale antwoorden geven om te voorkomen dat er conflict ontstaat, moet even wat gas terugnemen, vragen heb ik dingen verkeerd gedaan, dan moet je dat aan mij vertellen. Maar tegelijkertijd zeg ik, wij horen bij elkaar, maar je moet even weten dat ik anders denk over wat dij denkt. Dus ontken mijn Christendom niet omdat ik jou eigenlijk als mijn broeder beschouw. We zijn Arabieren en we horen tot dezelfde cultuur, we horen bij elkaar, we zijn in dezelfde positie in Nederland, maar onthoudt het, ik ben geen moslim, ik ben christenen ik geloof in de christelijke god van de westerse mens. Dat moet je blijven onthouden.’

 

Dit citaat laat zien, dat Ragaiy Sinout bij het communiceren met tegenspelers altijd heel duidelijk zijn eigen mening naar voren brengt, heel duidelijk laat merken dat die niet te wijzigen is, dat hij anders denkt en dat dit zo zal blijven. Hij doet dat wel zo, dat hij tegelijk een gemeenschappelijke band benoemt, wij zijn beiden Arabieren, wij zijn broeders, wij zijn mensen. In zijn verhalen komt als extra element naar voren, dat juist die eerlijkheid over de eigen mening respect oproept, ook bij meer orthodoxe tegenstanders.

Waarom zou die openheid over de eigen mening dat respect oproepen? Kan het niet juist ook tot afwijzing stimuleren, ook van zijn erkenning van broederschap? Ik wil de betekenis van deze openheid interpreteren als effect van een spel met de macht. In zijn beschrijvingen van ontmoetingen komt steeds naar voren, hoe vriendelijk en vrolijk hij aangeeft een eigen mening te hebben. Wat hij daarbij doet benoemde hij ook met bepaalde metaforen, ‘ik liet ze mijn zilver zien’, of ‘ik liet ze het rode oog zien’. In zijn openheid laat hij aan anderen niet alleen zien wat zijn waarden zijn, maar ook wat hij waard is. Waar hij dat toont laat hij ook zien niet bang te zijn. Ook dat niet bang zijn komt voort uit zijn geschiedenis. Van zijn moeder leerde hij niet bang te zijn, met name voor gevaarlijke slangen en schorpioenen, om die dieren juist mooi te vinden.

Wie vijandig vechtende tegenspelers ontmoet krijgt te maken met hun spel met macht, met hun dreiging en beloftes van sancties. In de situatie van Ragaiy Sinout in Egypte waren de bedreigingen voor een deel persoonsgericht, een dreiging met minachting en met uitsluitingen. Voor een ander deel waren die bedreigingen in de Egyptische context zelfs gewelddadig van aard. De openheid van Ragaiy Sinout krijgt in deze context een specifieke betekenis, ze houdt als boodschap in, dat hij niet bang is voor dergelijke sancties, dat hij bereid is ze te aanvaarden maar zich niet daardoor zal laten sturen. Hij stelt persoonlijk kracht tegenover macht, en ontkracht daarmee de macht van de tegenspeler. Door die ontkrachting verandert de machtsongelijkheid in een persoonlijke gelijkheid, een basis voor wederzijds respect. Ragaiy Sinout heeft geleerd in gesprekken zijn kracht te laten zien en vanuit die kracht een vijandig gevecht om te zetten in verbindende interactie. Dat is te omschrijven in de volgende concept-richtlijn.

 

Voor goed vijandig vechten is het van belang de vijand te laten zien niet bang te zijn voor zijn mogelijke sancties

 

Ga in open gesprek met je vijand

Je vijand kennen zonder te oordelen, jezelf in je kracht doen kennen belangrijke regels om te vechten met een vijandig vechtende tegenspeler. Een belangrijke basis, die een aanvullende regel uitvoerbaar maakt, ga actief in gesprek met je vijand. Ragaiy Sinout ontleende deze regel aan zijn religie, maar vulde die op een heel persoonlijke manier in.

 

‘ Vraag: je kunt een verbinding in stand houden met een ander persoon waarmee je fundamenteel van mening verschilt?’

Antwoord Ragaiy Sinout: ‘ Ja, of kunnen het goede woord is, het is mij aangeleerd door mijn ouders. Het is niet door mijn eigen toedoen denk ik.’

Vraag: ‘ Je hebt en geschiedenis waardoor je dit soort handelen hebt geleerd?’

Antwoord Ragaiy Sinout: ‘ Ik heb prachtige ouders gehad, ze waren allebei gelovige christenen, mijn vader was heel gelovig, mijn moeder ook en die hebben mij altijd opgevoed met de veronderstelling van liefde. Vanuit het Christendom beleef je dat met de vijand. Met je familie, met je vrienden, dat is gewoon vriendenliefde. Pas als je in contact komt met je vijand kun je testen of je echt een christen bent of niet. En in de tijden van de universiteit zocht ik de meest gevaarlijke fundamentalistische studenten op aan de universiteit van Assioet, het meest gewelddadige gebied van Egypte. En dus in het derde jaar van de universiteit had ik vriendschapsbanden met de meest gevaarlijke studenten aan de universiteit. En dat maakte mij heel bijzonder in Egypte, want de moslimfundamentalisten vonden het heel leuk dat een christelijke jongeman met hun een gesprek durfde aan te gaan en de Koptische kerk was heel trots, want eindelijk hebben we een jongeman die heel kerkelijk is en die tegelijk goede contacten heeft met moslimfundamentalisten. ‘

 

Wat heel duidelijk wordt is, dat hij die regels niet zo maar ontwikkelde, maar dat hij die regels ontleende aan zijn eigen cultuur en eigen religie. Hij nam ze wel op persoonlijke wijze serieus en gaf er ook een zeer persoonlijke vorm aan. Met name de inclusieve boodschap van het Koptische christendom stond daarin heel centraal. Er valt in dit opzicht een interessante gelijkenis te constateren met de inspiratie die Mandela ontleende aan een uit Afrika afkomstige beschouwing van Ubuntu, die de eenheid aanneemt van mens en natuur, van levend mens met levend mens, van de huidig levende mens met de voorouders en met de generaties die nog moeten komen.

 

De handelingsstructuur om in gesprek te gaan met vijanden is een keuze, tegenover een andere handelingsstructuur, waarin het in gesprek gaan met vijanden zo veel mogelijk worden vermeden. Wie waardig wil strijden zal vijandig moeten kunnen vechten maar wel zo, dat een herstel naar vreedzaam vechten en verbinden mogelijk blijft. De handelingsstructuur: ga in gesprek met je vijand kan daar fundamenteel aan bijdragen. We kunnen de regel van Ragaiy in de volgende concept-richtlijn overnemen:

 

Voor goed vijandig vechten is het van belang met de vijand in een open gesprek te gaan

 

Waardig leren strijden

 

We hebben voorbeelden laten zien van zowel verbinden, van vreedzaam en vijandig vechten. We hebben ook laten zien, dat bij alle drie vragen te stellen zijn over hoe te verbinden, hoe vreedzaam en hoe vijandig te vechten. We hebben tenslotte laten zien, dat die vragen te beantwoorden zijn door het formuleren van richtlijnen. De voorbeelden zijn beperkt en kunnen ongetwijfeld worden aangevuld met een veelheid aan andere voorbeelden. Net zoals de richtlijnen alleen maar eerste stappen zijn in richting van een groter geheel aan richtlijnen.

Nu we voorbeelden hebben van alle drie handelingsniveaus wordt het mogelijk om een eerste blik te werpen op verbindingen tussen de drie. Wilma Neefjes was niet alleen bezig om vreedzaam te vechten. Ze kon dat op niveau doen, omdat ze de omgang in de wijk naar een verbindend interactieniveau had getild. Caroline Bonekamp speelde niet alleen een verbindend spel met de direct betrokkenen. Ze probeerde de zaak ‘klein te houden’, te voorkomen dat zich rond de pedofiliezaak een vijandig publiek gevecht zou ontwikkelen, ze speelde ook een anticiperend spel met vijandig vechten. Ragaiy Sinout wist niet alleen vijandig te vechten met vijandig vechtende tegenstanders, hij slaagde er in allerlei omstandigheden in, om het zeer vijandige gevecht met bepaalde tegenstanders om te zetten in een zeer hoge vorm van verbinden, waarin de betrokken spelers over hun grote en pijnlijke verschillen in visie en leefstijl heen toch een brug van respect en saamhorigheid wisten te slaan.

 

Wat elk van de drie casussen laat zien is, dat de betrokken spelers erin slagen een beperkt aantal spelers te verenigen op een verbindend of vreedzaam vechtend interactieniveau. Dat doen ze door vijandig vechten te voorkomen, te vermijden, of op te heffen. Ze schiepen in termen van Hannah Arendt eilanden van zekerheid in een oceaan van onzekerheid. Het vermogen om dergelijke in tijd en ruimte beperkte eilanden te scheppen is het vermogen van de mens als politiek dier om een politieke arena om te zetten in een polis en die te bewaren. Wie waardig kan strijden is een schepper en beschermer van die polis.

 

Ik heb in dit artikel voorbeelden laten zien van verbinden en vechten. Ik heb laten zien dat er van die concrete voorbeelden via de weg van de reconstructie te leren valt. Via de reconstructie van handelingsstructuren wordt het mogelijk concept-richtlijnen te formuleren, die vervolgens via een kritische discussie in geaccepteerde richtlijnen kunnen worden omgezet. Willen we echt aan het leren gaan, dan hebben we meer voorbeelden nodig vanuit allerlei domeinen, die via dezelfde weg kunnen worden gebruikt om een groeiend en in de tijd veranderend geheel aan richtlijnen te ontwikkelen, die op hun beurt verder leren kunnen stimuleren. Laten we leren van leren.

 

Martin Hetebrij is consultant en trainer vanuit zijn onderneming de Politieke Dimensie, heeft tal van boeken en andere publicaties over macht en communicatie op zijn naam staan, en heeft ook 20 jaar gewerkt als methodoloog aan de VU.

 

Noten

[1] Martin Hetebrij, Politiek Meesterschap, vechten en verbinden volgens Mandela. (Amsterdam, Mediawerf, 2015)

2 Hans Achterhuis en Nico Koning, De kunst van het vreedzaam vechten, een zoektocht naar bronnen van geweldbeteugeling, Rotterdam, Lemniscaat, 2014

3 Jan van Ewijk, Het belang van waardig strijden voor normatieve professionalisering. In Hans van Ewijk en Harry Kunneman, Praktijken van normatieve professionalisering, p.359-388, Amsterdam, Uitgeverij SWP, 2013

4 De omschrijving van communicatie en macht als vervangende manieren om invloed uit te oefenen is ontleend aan de omschrijvingen die Jürgen Habermas daarvan geeft. Ik heb dat in verschillende boeken uitgewerkt, ook in het boek over Mandela

5 Jan van Ewijk, Het belang van waardig strijden voor normatieve professionalisering, in: Hans van Ewijk en Harry Kunneman red., Praktijken van normatieve professionalisering, Amsterdam, uitgeverij SWP, 2013

6 Ik ontleen het onderscheid tussen objectiverend en normerend waarnemen aan het onderscheid door Habermas in waarheids- en juistheidsdiscours. Ik heb dat onderscheid in mijn boek ‘Communicatief management’ vertaald in objectiverende en normerende discussie. Nadenkend over de manier waarop mensen elkaars handelen interpreteren en de merkwaardige ‘blindheden’ die daarin mee kunnen werken realiseerde ik me, dat het deelnemen aan waarheids- of juistheidsdiscussies van deelnemers een ‘bril’ vraagt, die daarbij past, een bril waarin het waarnemen en interpreteren van handelen bijeenkomen. Ik heb dat nu objectiverend en normerend waarnemen genoemd.

 

Auteur: Martin Hetebrij

Eerder gepubliceerd in

Waardenwerk, Journal of Humanistic Studies 66-67, december 2016
Zie ook de website
Voor abonnementen zie hier



Naar homepage